Uiterlijk:

  • De klustervlieg lijkt enigszins op de kamervlieg en is ca. 9 mm lang (langer dan de kamervlieg).
  • Veel goudkleurige haren op de bovenzijde van de thorax. Abdomen grijs.

Ontwikkeling:

  • Volledige gedaanteverwisseling.
  • De ontwikkeling van ei tot volwassen dier vindt buiten gebouwen plaats.
  • Komen in het najaar in grote getallen in groepen gebouwen binnen om te zoeken naar goede overwinteringsplaatsen, vaak spouwmuren.
  • De eitjes worden door het vrouwtje alleen afgezet in de kieren in de grond.
  • In de zomer komen de eitjes na 4 dagen uit.
  • De larven van de klustervlieg parasiteren op regenwormen (zo gaan ze mee de grond in) en leven >s zomers buiten. De larven eten de wormen van binnenuit op.
  • Als de larve het popstadium bereikt heeft, verlaat hij de worm om zich in de grond te verpoppen.
    *Waarschijnlijk 1 tot 2 generaties per jaar.

Leefwijze:

  • In het najaar verenigen de vliegen zich in zwermen en gaan zij op zoek naar een overwinteringsplaats, bijvoorbeeld in holle bomen of in spouwmuren.
  • In het voorjaar, als de zon gaat schijnen en het warmer wordt, ontwaken de vliegen uit hun rusttoestand. Ze hebben dan de neiging actief te worden en zich in het gebouw verspreiden.
  • Tijdens de eerste warme dagen houden zij zich overdag op aan de buitenzijde van de gebouwen waar ze overwinteren. Door naden en kieren komen ze naar buiten. Na verloop van enkele weken zullen zij hun overwinteringsplaats definitief de rug toekeren.

Schade:

  • Door de grote aantallen in gebouwen tijdelijk hinderlijk.

Wering/preventie:

  • Horren plaatsen in open ramen en deuren, andere openingen in buitenmuren dichten of voorzien van fijnmazig gaas.
  • Kleine roosters op/in de ventilatieopeningen in de muur plaatsen.
  • Dichtkitten van de ruimte tussen kozijn en de muur (naden en kieren).
  • N.B. Vliegen kunnen ook via de dakpannen binnendringen.